Is vaccineren nog nodig tegen een ziekte die niet meer in ons land voorkomt?

Is vaccineren nog nodig tegen een ziekte die niet meer in ons land voorkomt?

Als een ziekte niet meer voorkomt is het zeker de vraag of vaccineren zinvol is. Een ziekte kan wel terugkomen, maar de ernst van die ziekte hangt af van veel factoren: voedingstoestand, algemene afweer, omgang met de ziekte en de medische interventies. Een ziekte als roodvonk, waartegen nooit is ingeënt, komt niet veelvuldig voor. Vroeger was dit ook een veel voorkomende ernstige ziekte. Zonder vaccinaties heeft het nu een minder ernstig beloop en komt weinig voor.
Onschuldige ziektes kunnen soms voor kinderen of volwassenen met een verzwakt afweersysteem of een onderliggende ziekte ernstig verlopen. Bij deze mensen moet de ziekte goed begeleid en behandeld worden.
Alle reden dus om op een goede manier te werken aan een goed afweersysteem; goede leefomstandigheden (materieel en emotioneel), goede voeding en behandelingen die de gezondheid versterken.
 
Het is een illusie dat alle ziektes uitgeroeid kunnen worden met vaccins. Er zullen altijd verschuivingen plaatsvinden naar andere ziekteverwekkers. In het huidige vaccingerichte denken zou dat kunnen betekenen dat wij wellicht ieder jaar een vaccin toevoegen. Doch daar wordt onze gezondheid niet beter van.
Kinderen die tijdens de mazelen epidemie van 1999/2000 overleden, waren kinderen die een ernstige ziekte (longziekte of hartkwaal) onder de leden hadden. Gezonde kinderen zijn doorgaans prima bestand tegen de mazelen.

Volgens verschillende visies heeft het doormaken van kinderziekten een positieve werking op de algehele ontwikkeling en gezondheid van het kind.
Veel kinderziekten kenmerken zich door koorts. Koorts is een belangrijk afweer mechanisme van onze eigen lichaam.

Ja, want anders komt de ziekte gewoon terug.
 
Vaccineren blijft nodig. Als er onvoldoende of helemaal niet meer zou worden ingeënt, zullen ernstige ziekten onherroepelijk weer terugkeren. Zelfs als ze al tientallen jaren niet of nauwelijks meer in Nederland zijn voorgekomen (zoals polio, difterie en tetanus).
 
Er zijn tal van voorbeelden in het buitenland waar dit is gebeurd. Zo stopte in Zweden in 1979 de vaccinatie tegen kinkhoest. Na drie jaar steeg daar het aantal kinkhoestgevallen explosief. Bijna vijf keer zo veel kinderen onder de 6 jaar werden ziek. En in Groot-Brittannië kwamen bof en mazelen weer veel voor, toen steeds minder kinderen tegen bof, mazelen en rodehond werden gevaccineerd. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het ineenstorten van de preventieve gezondheidszorg daar, braken in Rusland difterie-epidemieën uit.
In Nederland kwam in 1999/2000 een mazelenepidemie voor. Van de mensen die besmet raakten, had 94% zich niet tegen deze ziekte laten vaccineren. De epidemie kostte aan drie kinderen het leven. In 2004/2005 was er een epidemie van rodehond onder niet-gevaccineerde personen. Ook de regelmatig in ons land terugkerende polio-epidemieën (de laatste in 1992/1993) waren een gevolg van een te lage vaccinatiegraad in bepaalde bevolkingsgroepen.
 
Ziekten kunnen ook weer opduiken via mensen die terugkomen uit landen waar deze ziekten nog volop heersen. Ook op vakantie in Europa is het mogelijk een rvp-ziekte op te pikken.
 
Alleen als een ziekte wereldwijd is uitgeroeid, is vaccinatie tegen die ziekte niet meer nodig. Tot nu toe is dat alleen gelukt met pokken.
De Wereldgezondheidsorganisatie hoopt dit ook met polio te bereiken, maar zo ver is het nog niet. Er zijn nog enkele plekken waar polio nog voorkomt: India, Afrika en Azië.